De civil society doet het wel…

Nu steeds duidelijker wordt dat overheid en markt de publieke zaak niet zullen kunnen redden is het de beurt aan de burger. Het liefst de zelfstandige, zelfredzame, geïndividualiseerde burger, de ‘klant’ van overheid en markt, die uiteindelijk zijn verantwoordelijkheid gaat nemen. Dat ik aan de ene kant een tikje sceptisch ben zult u me hopelijk vergeven, zeker na het lezen van ‘In ons belang‘ van Kruiter en Blokker (van harte aanbevolen). Aan de andere kant ben ik tegelijkertijd onder de indruk van het vrijwilligerswerk in Rotterdam. Burgers – vrijwilligers – kunnen veel, vooral als ze samen ergens de schouders onder zetten. Het gezamenlijk oplossen van gezamenlijke problemen is de kern van een sterke civil society en het is terecht dat er veel wordt verwacht van die civil society. Het kon vroeger en het kan ook nu weer.

Voorzichtigheid en realisme zijn geboden.
Hoge verwachtingen moeten niet leiden tot wensdenken. De civil society kan veel, maar is geen antwoord op alle problemen: er bestaan vraagstukken die toch echt alleen door overheid, markt en civil society samen – of door een koppeltje van twee van die drie – kunnen worden opgelost. Dat vraagt om het nodige realisme bij het herverdelen van taken tussen overheid en civil society.
Er zijn daarnaast redenen voor voorzichtigheid. Niet alleen vanwege het voor de hand liggende gevaar van het overvragen van de civil society en de daarbij horende vrijwilligers. Dat gevaar voor de vrijwilligers is met verstandig beheer van de ‘meent’ van het vrijwilligerswerk wel op te vangen. Slimme promotie, niet tegen de klippen op werven maar vooral de uitstroom van vrijwilligers beperken, en aandacht voor een hele levensloop als vrijwilliger zijn daarbij de belangrijke onderdelen. Een artikel over een nieuwe visie op verstandig beheer is geschreven door Brudney en Meijs.

Een aspect dat niet zoveel aandacht lijkt te krijgen – in ieder geval niet in beleidstukken van de overheid – is dat de civil society zelf natuurlijk niet perfect is. In een artikel uit 1987 over de uitgebreide samenwerking tussen overheid en civil society in de Verenigde Staten beschrijft Lester Salamon bijvoorbeeld vier ‘philantropic failures’. Vertaald en bewerkt komen die vier tekortkomingen neer op:

  • te weinig capaciteit: de civil society kan niet alle publieke goederen produceren die nodig zijn. Dat heeft te maken met de hoeveelheid geld die daarvoor nodig is, maar in moderne tijden misschien ook wel gewoon met de beschikbare tijd. Misschien kan  niet alles wat we willen; kan niet elk probleem helemaal worden opgelost.
  • particularisme: de neiging van organisaties om zich te concentreren op een bepaalde doelgroep in de samenleving. Dat is natuurlijk tegelijkertijd ook juist een kracht; de diversiteit van de samenleving wordt recht gedaan. Maar het kan even duren voordat een specifieke groep een adequate eigen infrastructuur of voldoende invloed heeft opgebouwd in de civil society.
  • paternalisme: de civil society is afhankelijk van haar financiers. Die bepalen grotendeels wat er gebeurd. De financiers veranderen, maar ‘wie betaalt, bepaalt’ blijft toch gelden. Mooi dat het geld er komt, dat is een kracht, maar met het geld komen ook de overtuigingen en invloed van de geldschieter.
  • amateurisme: mensen zetten zich in op basis van betrokkenheid, dat is een grote kracht, maar brengen niet altijd de vereiste deskundigheid of het vereiste inzicht mee. De niet-professionele betrokkenheid is weer een kracht, maar soms is die deskundigheid toch echt nodig.

Wanneer met name kwetsbare mensen afhankelijk zijn of worden van de civil society moet er aandacht blijven voor de ‘failures’ van die civil society. Dat vraagt om behoedzaamheid bij het formuleren van het takenpakket van die civil society en goed bestuur van de verantwoordelijken binnen de sector. Issue-management – wat gaat de civil society wel doen en wat niet – en hoogwaardige governance – bestuur – zullen bepalend zijn voor de uiteindelijke kwaliteit van de civil society als ‘oplossing’.

Kortom:
De civil society is krachtig, maar niet perfect. Er zal voldoende aandacht voor deze vier ‘failures’ van de civil society moeten zijn: de voordelen moeten worden gebruikt, de nadelen moeten worden beperkt. Dat betekent het nodige voor issue-management van en  ‘governance’ binnen de civil society. Bestuurders van organisaties in deze sector zullen mogelijkheden en beperkingen van hun organisaties en hun veld goed op het netvlies moeten hebben staan.

We willen veel, kunnen veel, maar een realistisch perspectief blijft nodig.

Lester M. Salamon,  Of market failure, voluntary failure, and third-party government: toward a theory of government-nonprofit relations in the modern welfare state. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly 1987 16:29

Delen helpt!
Dit bericht is geplaatst in civil society, vrijwilligerswerk met de tags , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *