Over impact van kleine dingen

Vrijwilligersorganisaties dienen veel doelen. Ze houden zoals eerder al eens beschreven samenwerking als strategie in stand en ze leveren output die maatschappelijk van waarde is. Nu wordt er tegenwoordig veel gevraagd naar de impact van die output. Bij het Erasmus Centre for Strategic Philantropy ECSP, “ons eigen” kenniscentrum over Civil Society aan de Erasmus Universiteit, wordt onderzoek gedaan naar impact. Karen Maas en Dinand Webbink bekijken beide wanneer en hoe impact te bepalen is. Zo is recent werk van Karen hier te vinden en gaf Dinand in een voordracht op een van de openbare discussieavonden van het ECSP een college over het meten van impact. Een Amerikaans voorbeeld dat hij kort ter sprake bracht lijkt me om meerdere redenen van belang.

Een onderzoeksgroep rond Geoffrey L. Cohen beschreef een onderzoek waarin opmerkelijke verbeteringen werden bereikt in de schoolprestaties van Afrikaans Amerikaanse leerlingen. Cohen en zijn collega’s veronderstelden dat de angst om het stereotype te bevestigen dat Afrikaans Amerikaanse leerlingen minder slim waren – dan Europees Amerikaanse leerlingen – bij deze leerlingen zoveel stress zou kunnen veroorzaken dat daar de schoolprestaties onder zouden lijden: een self-fulfilling prophecy dus. Ze bedachten een simpele ingreep en onderzochten of die ingreep daadwerkelijk verschil maakte.

De ingreep zelf bestond uit het schrijven van een kort opstel over waarom de belangrijkste waarde – creativiteit, onafhankelijkheid etc. – die ze eerst hadden moeten kiezen uit een lijst, voor hen nu zo belangrijk was. Een simpele opgave die aan het begin van een leerjaar in 15 minuten werd uitgevoerd. Voor een controlegroep werd een even lange, maar iets andere schrijfopdracht bedacht: die leerlingen schreven over welke waarde ze het minst belangrijk vonden uit de lijst en waarom die voor andere mensen van belang zou kunnen zijn. Leerlingen werden willekeurig verdeeld over doelgroep en controlegroep en leerlingen en leraren wisten niet wie tot welke groep behoorde (gerandomiseerd en dubbel blind onderzoek voor de liefhebbers). De onderzoekers – die wel wisten in welke groep een leerling zat – konden de leerlingen later eenvoudig volgen door hun cijfers in de gaten te houden.

Uit het bekijken van de cijfers bleek dat de kleine ingreep een groot effect had. Het “gebruikelijke” verschil tussen Afrikaans Amerikaanse leerlingen en Europees Amerikaanse leerlingen werd met 40% verminderd. De onderzoekers zelf verklaren dit effect door het onderbreken van de self-fullfilling prophecy door zo vroeg mogelijk een ombuiging in denken te veroorzaken. De kleine ingreep start dan juist een positief proces. Let wel: het is geen algemeen wondermiddel, maar het werkt in een situatie dat iemand bang is voor het bevestigen van een stereotype in een nogal oordelende omgeving – en dat is een school toch echt. Ook in een vervolgstudie bleek het effect robuust.
Ik ben weg van dit onderzoek omdat:

  1. het aantoont dat er met kleine ingrepen heel wat bereikt kan worden. Niet alles werkt lineair. Grote effecten hoeven niet altijd met grote ingrepen te worden bereikt. Dat brengt mogelijk grote impact ook binnen het bereik van vrijwilligersorganisaties. Hoewel de middelen beperkt zijn, is de creativiteit in het vrijwilligerswerk groot en kan er met goede nieuwe ideeën heel veel worden bereikt.
  2. het aantoont dat de impact van dit soort kleine ingrepen heel goed aangetoond kan worden zonder vreselijk dure onderzoeken. Ook van ingrepen gedaan door vrijwilligersorganisaties kan daarmee soms vrij eenvoudig worden aangetoond dat ze maatschappelijke waarde toevoegen.

Het bovenstaande wil overigens niet zeggen dat impact meten gemakkelijk is. Het vergt vaak toch wetenschappelijk onderzoek en zal vaak specifieke eisen stellen aan de opzet van het project of van de interventie. Maar in sommige situaties is er maar een klein beetje extra aandacht nodig om – ook van kleine – ingrepen aan te tonen dat ze echt werken. Het meeste werk kun je voorkomen door vooraf na te denken over hoe de impact vastgesteld kan worden en niet pas achteraf. En denk dan ook aan de deskundigen van het ECSP. Die willen vast ook wel eens in Science.

Het artikel:
Geoffrey L. Cohen, Julio Garcia, Nancy Apfel, Allison Master. Reducing the Racial Achievement Gap: A Social-Psychological intervention. Science, vol 313, 2006, p. 1307-1310.

Andere relevante artikelen:
Geoffrey L. Cohen, Julio Garcia, Valerie Purdie-Vaughns, Nancy Apfel, Patricia Brzustoski. Recursive Processes in Self-Affirmation: Intervening to Close the Minority Achievement Gap. Science 324, 2009, p. 400-403.

Akira Miyake, Lauren E. Kost-Smith, Noah D. Finkelstein, Steven J. Pollock, Geoffrey L. Cohen, Tiffany A. Ito. Reducing the Gender Achievement Gap in College Science: A Classroom Study of Values Affirmation. Science 330, 2010, p. 12341237.

Delen helpt!
Dit bericht is geplaatst in civil society, wetenschap met de tags , , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *